Geschiedenis

Vianden Gaass

De middeleeuwse stad

was de hoofdstad van het machtige graafschap Vianden, dat even groot was als het huidige Groothertogdom Luxemburg. Het omvatte 136 dorpen en strekte zich uit tot Prüm en Bitburg.

Vianden was een vestingstad die aan de voet van de ruïnes van het kasteel gelege, de stad beheerste en beschermde. De stad werd omgeven door een ringmuur, waarin 24 halfronde torens en vijf poorten werden geteld. Een vierkante uitkijktoren, de zogenaamde "Hockelsturm" op een rots tussen het kasteel en de stad, diende als uitkijktoren voor een bewaker en wordt nu gebruikt als klokkentoren. De ringmuur werd in 1679 verwoest door maarschalk de Boufflers, die ook de kastelen van Brandenburg, Falkenstein en Stolzemburg liet slopen. Rond 1850 werden de laatste twee stadspoorten, de bovenste en de brugpoort, gesloopt omdat ze het verkeer stoorden.

 


 

In de 15de eeuw,

was Vianden een welvarende stad van handwerkslieden. Zij telde 400 gezinnen en 3'000 inwoners en was de derde grootste stad van het land. Haar voorspoed dankte zij aan het talent van haar kunstenaars en aan de kundigheid van haar handwerklieden. Deze annbachtslieden waren georganiseerd in zeven gilden: het gilde der leerlooiers, der lakenwevers, der kuipers, metselaars, kleermakers, slotenmakers en goudsmeden. Aan het gilde van de goudsmeden danken we een indrukwekkend aantal kunstwerken zowel wereldlijke als geestelijke, die verspreid zijn over het hele gebied van de Ardennen en de Eifel. De zeven gilden van Vianden hadden recht op speciale maten voor vloeistoffen, voor koren en voor verschillende waren die per gewicht en per el werden verkocht.

In 1308 verkregen de bewoners van Vianden vrijbrieven en genoten daardoor dezelfde vrijheden als de burgerij van Trier. De stad werd bestuurd door een burgermeester en zeven schepenen die ook recht spraken. Vianden bezat gerechtshoven voor de verschillende niveaus der rechtspraak, waaronder een speciaal tribunaal waar alleen rechtsgedingen der nobelen plaatsvonden.

Commune Vianden, Veiner Weissert, Geck, ... © ORT
Vianden  ©ORT

Het kasteel

werd het symbool van het ongeluk en het lijden dat de stad Vianden heeft gekend. Voor het huis Nassau, dat het graafschap erfde in de 15de eeuw, was Vianden slechts een tweederangsbezit geweest. Zij woonden niet meer op het kasteel en lieten het bestuur over aan een bajuw. Dat was het begin van de ondergang van de stad die nog werd versneId 1794 door de afschaffing van het graafschap Vianden, 1815 door de overgave van 42 dorpen aan Pruisen door het Wenerkongres, en door het instellen van een tolgrens tussen Vianden en deze dorpen in 1918, nadat Luxemburg het duitse Zollverein had verlaten.

De franse troepen die in 1794 het graafschap hadden bezet, hieven het graafschap op, waarna de landen achtereenvolgens toebehoorden aan Napoleon I, aan zijn broer Lodewijk Bonaparte en aan zijn generaal Marboeuf.

Het Kongres van Wenen in 1815 deeIde het voormalige graafschap op. Het grootste gedeelte ging aan Pruisen, terwijl WillernI van Oranje-Nassau, koning van Holland en hertog van Luxemburg, de rest kreeg toegewezen. Deze laatste haastte zich om in 1820 het kasteel van Vianden aan de meestbiedende te verkopen. Voor 3200 florijnen werd het indrukwekkende kasteel gekocht door de uit Vianden stammende koopman W. Coster, die direkt met de afbraak van het riddergoed van wal stak om de leien, het hout, het ijzer, de ramen, deuren en stenen apart te verkopen. Hij liet de ingangstrap van het kasteel en de meubelen naar zijn eigen woning in de benedenstad brengen. Dit huis, gebouwd in 1475, werd de apotheek. 

Om de verontwaardigde gemoederen van de inwoners van Vianden te kalmeren kocht Willern I het kasteel terug voor 1 100 florijnen. De restauratie begon in 1851 met de werken aan de kapel. Het kasteel behoort nu toe aan de luxemburgse regering die de indrukwekkende burcht sinds 1977 gerestaureerd heeft.

De gerestaureerde zalen van het kasteel krijgen nieuw leven door de tentoonstelligen van oude wapens en harnassen, van waardvolle gobelins en meubelen, van genealogische portretten en stambomen, van archeologische vondsten en tekeningen.
Na een eeuw van inspanningen op toeristisch gebied bezit Vianden nu een net van hotels met meer dan 500 bedden, goed uitgeruste kampeerplaatsen, rustige vakantiewoningen en verder kan zij mooie wandelwegen en vele andere attrakties bieden.

Beroemde bezoekers,

koningen en staatslieden hebben Vianden bezocht: koningin Beatrix der Nederlanden, zoals koningin Elisabeth von Engeland, de president van de franse Raad Robert Schumann, de president van de Duitse Bondsrepubliek Gustav Heinemann, enz.
"Uw stad is niet voldoende bekend; zij is niet bekend zoals zij bekend zou moeten zijn. Ik zal alles doen wat in mijn macht ligt om haar beter te doen kennen en medewerken aan haar voorspoed", zei Victor Hugo in 1863 en hij deed ook werkelijk alles voor de ontwikkeling van het toerisme in Vianden.

In 1880 werd door het stadsbestuur een commissie opgericht ter bevordering en ter organisatie van het toerisme. In 1885 schreef de luxemburgse dichter Dicks de eerste gids " Vianden en zijn omgeving". In 1893 werd de Vereniging ter verfraaiing van de stad opgericht die zich na de tweede wereldoorlog reorganiseerde in "vereniging voor het vreemdelingenverkeer".

Musée © Musée Victor Hugo (1)
vianden-gerberei 1924 © E. A. Schaack

De industrie

deed in Vianden zijn intrede met de eerste luxemburgse hoogovens die Willern de Zwijger er liet bouwen door ijzerspecialisten uit Siegen in 1564. De hoogoven bevond zich op de plaats van het huidige kerkhof van Vianden. Reeds in 1566 echter, bij de konfiskatie van het graafschap door de spaanse koning Filip II, werd de produktie gestaakt. Later werd het graafschap teruggegeven aan de erfgenamen van Willern de Zwijger, maar de produktie in de hoogovens te Vianden en de smelterij van Koerperich werd niet hervat.

Zo gingen de inwoners van Vianden door met hun beroep uit te oefenen zoals vroeger. Slechts twee eeuwen later richtte David May een lakenfabriek op in de gebouwen van het oude klooster der Trinitariers, dat in 1783 door Joseph II werd opgeheven.

Tegen 1830 begonnen de leerlooiers zich op een industriele basis te organiseren en weldra gaven de pruisische oorlogen tegen Denemarken, Oostenrijk en Frankrijk een nieuwe impuls aan de leerlooierij van Vianden.

De eerste wereldoorlog bracht nieuwe bestellingen en de oprichting van twee grote fabrieken mee: "Tannerie de Vianden" in 1914 en "Tannerie Ardennaise" in 1920. De tweede wereldoorlog deed de leerlooierij floreren, maar liet ook ruines en doden achter. Vele inwoners van Vianden lieten hun leven op het slagveld of in de concentratiekampen. Op 11 september 1944 drongen de eerste geallieerde soldaten in Stolzemburg bij Vianden op de duitse grondgebied door.
Twee maanden later geselde het Ardennen-offensief de stad. Vianden werd als laatste stad van het groothertogdom bevrijd op12 februari 1945.

Toen de leerlooierijen hun produktie staakten in 1955.

Het sanatorium, gelegen op de heuvels die de stad in het westen domineren, is in 1931 in dienst gesteld. Men kon er 150 tuberculose-patienten opnemen. Deze werden verzorgd volgens de meest moderne methoden. Na de afname van de tuberculose is het sanatorium omgebouwd tot een verplegingscentrum.

Edmond de la Fontaine

Het Dicks-monument herinnert aan de luxemburgse dichter Edmond de la Fontaine (1823-1891) die te Vianden overleed, alwaar hij van 1881 tot 1891 vrederechter was geweest. Edmond de la Fontaine schreef de eerste luxemburgse blijspelen en werd beroemd onder het pseudoniem "Dicks". Een herinneringsplaat toont het huis aan dat de dichter bewoonde. In het "Dicks-huis" is vandaag een stadsmuseum met verschillende thema's.

Dicksgärtchen Vianden 02